Landrotten, dat zijn we

maandag 14 februari 2022

Meestal ervaren we de Waddenzee als de zee land is, als de platen zijn drooggevallen. Ongemerkt laten we de bezoekers van het wad vooral juist deze kant zien. Zoals bij een bezoek met de pers naar de monitoringsfuik onder Schiermonnikoog. Een fuik om de visstand van de Waddenzee te volgen. Het water trekt weg. Nog even en we kunnen van boord. Wadloopschoentjes of de waadbroek aan. Camera’s en statieven worden op de schouder genomen. Het is bijna laagwater in dit deel van de Waddenzee. Het moment in het getij om de fuik te bezoeken. De Waadsee. Volgens Wikipedia is het woord wad verwant aan het Latijnse woord vadum, dat “doorwaadbare plaats” betekent. En waden, dat doen we. Als het water maar laag genoeg staat, dan kunnen we ‘het wad op’. Landrotten zijn we. Zodra het water weer komt gaan we aan boord en aan het bier. De zee, het water, neemt haar plaats weer in, maar wij zijn onderweg naar het land en kijken niet achterom.

Hoofd en hand maken ‘t wad tot land

Is het erg dat we landrotten zijn? Nee, de waarde van de Waddenzee zit juist in dat ritme van het getij en de afwisseling van één grote watervlakte, soms ruig en ruw, en een paar uur later die drooggevallen zand- en slikplaten, waar de vogels foerageren, het bodemleven bruist en borrelt en de zon en de wolken een steeds ander lichtspel geven. Maar het wordt wel problematisch als we zijn vergeten dat we veel oppervlakte aan de zee hebben onttrokken. En met dijken en dammen het keurslijf van de Waddenzee steeds strakker hebben gezet. En het wordt zeker problematisch als we alleen maar in staat zijn om ‘zeewaarts’ te denken.

Landaanwinningswerken. De landbouw van de Waddenkust is er rijk mee geworden. Ingenieur R. Klinkhamer van Rijkswaterstaat heeft vlak voor zijn pensionering in 1987 een studie naar de landaanwinning van de Waddenzee gemaakt. Zijn rapport is hier te lezen. Hij schrijft: “Sedert het jaar 1200 is in Nederland totaal rond de 330.000 hectare land op de zee gewonnen. In Noord-Nederland vond en vindt de landwinst na 1500 voornamelijk plaats langs de vastelandskust van de Waddenzee.” Het is niet gemakkelijk aan te geven welk areaal land op de Waddenzee is gewonnen. En voor de essentie van dit blog ook niet zo relevant.

Zeewaarts of landwaarts

George Monbiot publiceerde op 4 november 2021 dit artikel in De Correspondent: “Het bizarste idee dat de mens ooit bedacht: dat je een stukje grond kunt bezitten”. En ook het boek Land van Simon Winchester zet mij aan tot overpeinzing. Deze blog is niet de plek om een politiek debat over grondbezit te gaan voeren. Maar dit soort publicaties zetten aan het denken. Het plaatst boeken als Schaduwkust van Ineke Noordhof en De Wadden van Mathijs Deen in een ander perspectief.

Waarom zoveel aandacht besteden aan de landaanwinning? Aan dat stukje van de Nederlandse geschiedenis en identiteit? Omdat het onze kijk op de toekomst bepaalt. En misschien vertroebelt. We zijn al eeuwen er aan gewend om land op de zee te winnen. Is het vraagstuk nu toch anders en moeten we ons juist afvragen aan welke kant van de zeedijk we kwelders en landaanwinning gaan inzetten voor de klimaatadaptatie? Zijn we, ook mentaal, in staat om dat waar we goed in zijn, bouwen met de natuur, op een slimme manier 180° de andere kant op in te zetten? Met als ‘oogst’ betere, klimaatbestendiger landbouwgrond, ingevangen broeikasgassen (blue carbon) en versterking van de Waddennatuur, al dan niet tijdelijk.

Met de komst van het Deltaprogramma is ook het besef gegroeid dat voorlanden een belangrijke rol kunnen spelen bij de kustveiligheid. Bij de normering van de Waddenzeedijken kan daar rekening mee worden gehouden. Het nationaal en Europees natuurbeleid hecht veel waarde aan kwelders en de kweldernatuur. Niet onterecht, want het zijn ook zeer belangrijke leefgebieden voor veel soorten van het Waddengebied. Er is een uitbreidingstaakstelling voor het areaal kwelders. En er worden kwelders aangelegd op plekken waar het de natuur nog even niet lukt. Wederom landaanwinning, maar nu voor natuur.

De onbekende, onbeminde zee

In de zomer van 2020 verscheen de waardevolle visie van de WUR: “Een natuurlijkere toekomst voor Nederland in 2120”. De WUR schrijft: “Het is een integrale visie: dat wil zeggen dat er vanuit diverse wetenschappelijke vakgebieden gekeken wordt naar de inrichting van Nederland in 2120.” Een kaart die de mogelijke inrichting in Nederland in 2120 weergeeft vorm de kern van de visie. Inzoomend valt direct de verdere verkweldering van de Dollard op. “Een nieuw Land-van-Saeftinghe’-achtig natuurgebied” noemde Martin Baptist, een van de opstellers van de WUR-visie het op een trilateraal symposium, december 2021.

In 2021 publiceerden Deltares, Bosch|Slabbers en Sweco het essay Op Waterbasis. Een waardevolle analyse van de water- en bodemopbouw van Nederland, en wat dat betekent voor het ruimtegebruik. De kernboodschap van dit essay vond zijn weg naar het regeerakkoord van Rutte IV; “Water en bodem worden sturend bij ruimtelijke planvorming”. Bekijk hier de kaart.

Valt u iets op aan beide visionaire kaarten? Ondanks de kennis van de mariene ecosystemen, ondanks de kennis van stroomgebieden, dalende en inklinkende bodems en toenemend hoogteverschil tussen de stijgende zeespiegel en het dalende achterland, ondanks die inzichten wordt er ‘zeewaarts’ gedacht (Nederland in 2120) of wordt de grote wateren als een uniforme grijze massa getekend (Op Waterbasis). Blijkbaar zit het diep, dat landrotten zijn.

Visie op de toekomst

Het is 2068. De ontwikkeling van de zeespiegelstijging en andere effecten van de klimaatverandering zijn duidelijker geworden. Nederland, en vooral het Waddengebied, heeft tijdig ingezien dat het benutten van de kracht van de zee en de zeenatuur de beste strategie is voor de klimaatadaptatie. Bij een stijgende zeespiegel wil de kustlijn ‘naar binnen’, landwaarts. We hebben dat natuurverschijnsel ingezet om mee te kunnen groeien. Landaanwinning, dat konden we al. We hebben alleen de richting omgekeerd. Zonder de kustveiligheid in gevaar te brengen lieten we de zee toe op het laaggelegen land achter de Waddenzeedijken. De zee bracht ons slib en nutriënten. Best wel snel hoogde het land op, tot wel 2 meter ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld. De waterhuishouding werd ook weer eenvoudiger. De landbouw moest tijdelijk wijken om de zee haar bouwwerk te laten doen. Maar met een jaar of 8 à 10 was er weer prima landbouw mogelijk. En in die fase van aanslibben werden grote hoeveelheden broeikasgassen volgens de Blue Carbon methode vastgelegd. Zoals het een goede landinrichting betaamd werd een klein deel van het areaal voor andere maatschappelijke wensen ingezet. Toerisme en vrij afstromende beken en estuaria waren zo prima in te passen. En dat allemaal door visionaire bestuurders die in 2028 voor deze ontwikkelingsrichting kozen.