Doen of laten

donderdag 25 april 2019

Ik ga jullie een geheimpje vertellen. De natuurorganisaties hebben in 2008 een knallende ruzie gehad. In oktober van dat jaar was het Mosselconvenant gesloten; afspraken over veranderingen in de mosselzaadvisserij, en er zou een natuurherstelprogramma komen. Maar ja, wat is dan precies dat natuurherstel van de Waddenzee? Waarover ging nu die ruzie? Over de vraag of je de dynamische natuur van de Waddenzee wel een handje mag helpen. Of dat de natuur zichzelf wel herstelt als je de menselijke invloed stopt en de natuur dan maar de tijd geeft.

Doen of laten

Het is nog steeds een actuele vraag. Wij zijn een volkje doeners met elkaar. Stil op de handen zitten is best moeilijk. En nog moeilijker is het om een stapje terug te doen, en de natuur de ruimte te geven om zich te ontwikkelen zoals ze wil. Want dat stapje terug doen raakt onze menselijke belangen. Kost, plat gezegd, geld. We moeten investeren om ons menselijk handelen te veranderen. Dan willen we weten of die investering rendeert. Gaat het ons opleveren wat we verwachten? En gaan we die resultaten zien in de tijdspanne waarbinnen we gewend zijn successen te bezien? Nog moeilijker is het om niets te doen. Want we krijgen steeds beter inzicht dat ons menselijk handelen een natuurlijke ontwikkeling van het Waddenecosysteem voortdurend beïnvloed. Soms met hele positieve resultaten voor soorten of leefgebieden. Het is niet zwart of wit, niet helder of troebel. Wellicht kijken we aan tegen de vijftig tinten grijsbruin die de Waddenzee soms heeft. Toch is het in mijn ogen goed om te weten vanuit welke individuele of gezamenlijke kijkrichting keuzes worden gemaakt. Door daarover in gesprek te blijven, en er bij beslissingen helder over te zijn. Die dialoog, maar vooral die helderheid vind ik nogal eens ontbreken.

Kijkrichtingen

Er is al veel gepubliceerd over kijkrichtingen voor de natuur. Zeer aan te bevelen is zijn boek ‘Spiegel van de natuur, het natuurbeeld in cultuurhistorisch perspectief’ van Mathijs Schouten. In 2010 heeft het Planbureau voor de Leefomgeving onderzoek gedaan naar kijkrichtingen voor de natuur. Het PBL onderscheidt vitale natuur, beleefbare natuur, functionele natuur en inpasbare natuur. “De kijkrichtingen maken duidelijk dat natuur en landschap in de samenleving op verschillende manieren worden gebruikt en gewaardeerd.” In de waddenpraktijk zal een mix aan de orde zijn.

Keuzes

In mijn ogen is de Waddenzee een open, marien ecosysteem dat een grote mate van zelfredzaamheid in zich heeft. En waar de mens maar ten dele invloed op heeft. De Waddenzeenatuur komt volgens mij het dichtst bij de kijkrichting vitale natuur, innig vervlochten met elementen van beleefbare natuur en functionele natuur. We weten dat grootschalige menselijke ingrepen op het Waddenecosysteem zoals ons kustveiligheidsbeheer aangrijpen op het fundament. Een baaierd aan projecten toont ons dat er consensus is om daarbij een betere balans te bereiken. Helemaal stoppen van menselijke invloed op dat fundament – de sedimentbewegingen en de hydromorfologie – is niet mogelijk. Het zou betekenen dat we ons als mens terug moeten trekken uit het Waddenecosysteem. Niet wenselijk en niet nodig. In mijn ogen gaat het debat over doen of laten vooral over de mate van kiezen voor beleefbare natuur en/of functionele natuur. Dan komt ieders eigen kijk op de rol van de mens bij de Waddennatuur op de voorgrond. Van welke natuur word je blij? Welke natuur vind je logisch? In welke verhouding tot de natuur zie jij jezelf? Individuele vragen die alleen individueel beantwoord kunnen worden. En die ergens via dialoog, (politiek) debat en besluitvorming tot keuzes in de samenleving moeten leiden.

ecosysteemdiensten

Ik denk dat we de vogels, de zeehonden, de vissen en onszelf het beste een dienst bewijzen als we zo goed mogelijk invulling geven aan een zelfredzaam marien ecosysteem binnen enkele kaders. Dat betekent in mijn ogen herstellen van de dynamiek van de Waddenzee waar dat mogelijk is; het korset van de Waddenzee weer losser zetten en ons daarop aanpassen. Een waddendynamiek met meer ruimte zal in mijn ogen vanzelf herstel laten zien van belangrijke leefgebieden. En biedt bij klimaatverandering soorten andere plekken, en/of ruimte voor nieuwe soorten. Een gerichte dialoog is naar mijn mening nodig over de mate waarin er ruimte is voor beleefbare natuur en functionele natuur. Ik denk dat we de invulling van de beleefbare natuur wel te pakken hebben (Pact van Rede, Mooiste Natuurgebied, Visit Wadden e.d.). Verbetering is nog mogelijk bij de zonering van toegankelijkheid in ruimte (waar wel en waar niet) en tijd (wanneer wel). Minder consensus is er over de inpassing van de kijkrichting functionele natuur. Laten we daarover een meer principieel debat voeren, waarbij de invulling van ecosysteemdiensten zou kunnen helpen.

laten vraagt tijd

Laten … en er gebeurt niets. We investeren, we maken maatschappelijke en particuliere kosten om activiteiten in de Waddenzee te laten. En dan gebeurt er ogenschijnlijk niets. Voor de een is dat prima, aan zijn of haar essentiële waarde is invulling gegeven, de Waddennatuur mag weer intrinsiek haar gang gaan. De ander wil zien dat de soorten waar we het dan voor doen ook daadwerkelijk weer terug komen. En dat andere ontwikkelingen in het Waddengebied de investering niet teniet doen. ‘En er gebeurt niets’ is ogenschijnlijk waar. Het Waddenecosysteem functioneert op verschillende tijd- en ruimteschalen. Ga er maar van uit dat het eerder regel dan uitzondering is dat we pas na 10 à 15 jaar de eerste signalen van verandering zien1,2.  Zeker voor de natuur onder water zullen we best lang op onze handen moeten zitten voordat we fundamentele veranderingen gaan zien. Waarbij veranderende migratiepatronen van soorten, zeespiegelstijging en temperatuurverandering het beeld ook weer zullen vertroebelen. Wat weer kenmerkend is voor dat zelfredzame, open mariene Waddenecosysteem in de kijkrichting vitale natuur.

werken met een trits

Mogen we dan helemaal niets doen? Nee, helemaal niets doen is in mijn ogen onverstandig. Maar ik pleit er wel voor om consequent een trits af te lopen; is of krijgen we de basis op orde, kunnen leefgebieden of populaties zelf weer herstellen als menselijk gebruik in balans is met het ecosysteem en pas daarna, toevoegen van leefgebieden wanneer er een tekort is of dreigt te ontstaan. Dus acties richten op versterken van de natuurlijke dynamiek in het fundament, verduurzamen van menselijk gebruik, versterken van leefgebieden bij werken zoals ‘rijke dijken’ en ‘achter veilige mensendijken’ en zeer terughoudend in het dynamische systeem zelf als het een tekort op populatieniveau structureel op gaat lossen. Later we er over in gesprek gaan wat werken langs zo’n trits ons brengt.

Michiel Firet

1 In de publicatie Eilanden Natuurlijk verbeelden de auteurs dat mooi voor het kustsysteem.

2 Zie ook de WMR rapportage over 15 jaar monitoring referentiegebied Rottums

 

1 Reactie op “Doen of laten

  1. De titel van dit betoog lijkt ons een dichotome keuze te geven: ‘doen’ of ‘laten’. Het blijkt al snel dat er veel meer tinten nuancering bestaan en dat klopt helemaal. Het beheer van de Waddenzee is volgens mij een mooi voorbeeld van een ‘wicked problem’, of in het Nederlands, een ongestructureerd probleem (https://nl.wikipedia.org/wiki/Ongestructureerd_probleem). Firet probeert structuur en houvast te krijgen door middel van de vier kijkrichtingen voor de natuurverkenningen van het PBL. Hier blijkt dat er geen keuze voor één van de vier kijkrichtingen is te maken: “De Waddenzeenatuur komt [volgens Firet] het dichtst bij de kijkrichting vitale natuur, innig vervlochten met elementen van beleefbare natuur en functionele natuur”. Het primaat ligt dus bij vitale natuur, en de keuze tussen doen of laten gaat volgens Firet om de mate van kiezen voor beleefbare natuur en/of functionele natuur. Hij eindigt zijn betoog met een voorstel om te werken langs een trits: 1. is of krijgen we de basis op orde, 2. kunnen leefgebieden of populaties zelf weer herstellen als menselijk gebruik in balans is met het ecosysteem en 3. toevoegen van leefgebieden wanneer er een tekort is of dreigt te ontstaan. Tot slot wordt de trits uitgewerkt in acties, waarbij Firet dus kiest voor ‘doen’.

    Wat ik niet duidelijk vind in dit betoog is dat er wordt gesteld dat dialoog nodig is over de mate waarin er ruimte is voor beleefbare natuur en functionele natuur, maar dat de trits van Firet hier geen houvast biedt. De trits gaat namelijk over de mate van kiezen binnen de kijkrichting vitale natuur. En ook hierin zie ik een manco. Ik lees in Firet’s betoog een visie waarin abiotische randvoorwaarden leidend zijn voor biologisch herstel. De trits begint met de dynamische basis, en loopt via zelfherstel naar toevoegen van leefgebieden. Maar natuurbeherende instanties zijn bezig met vele (andere) vormen van actief beheer. Ik zie bijvoorbeeld in de trits van Firet niet het introduceren van soorten genoemd. Terwijl diverse partijen, waaronder PRW, druk zijn met introductie van zeegras, zeeforel en platte oester en er wordt gewerkt aan het actief aanbrengen van harde structuren zodat de soortdiversiteit kan toenemen. Passen dergelijke acties niet in Firet’s visie, en hoe verhoudt zich dat tot PRW vraag ik me dan af.

    Ik wil teruggrijpen op de eind 2018 overleden Wim Wolff. Hij was hoofdauteur van een in 1984 verschenen rapport van de Ekologische Werkgroep Beheersvisie Waddenzeegebied. Hierin is beschreven vanuit welke beheerdoelstellingen de opgave van natuurbeheer in algemene zin kan worden verwezenlijkt:
    1. Het streven naar een toestand die zoveel mogelijk gelijk is aan de situatie in een bepaald uitgangsjaar.
    2. Het streven naar een toestand die zo rijk mogelijk is aan biotopen en soorten planten en dieren.
    3. Het streven naar een situatie met een verhoogde voedselrijkdom, waardoor zo groot mogelijke aantallen individuen van bijvoorbeeld vissen en vogels voorkomen.
    4. Het streven naar een toestand die zo natuurlijk mogelijk is.
    5. Het streven naar een toestand waarin een zo groot mogelijke bijdrage wordt geleverd aan het behoud van in hun voortbestaan bedreigde processen, structuren en soorten planten en dieren.

    Door de Ekologische Werkgroep werd een nadere uitwerking gemaakt voor het Waddengebied, waarbij werd gekozen voor een combinatie van de doelstellingen (4) en (5). De huidige situatie (1) werd als vertrekpunt gekozen zonder dat dit een na te streven uitgangstoestand is, immers, dit werd als ongewenst beschouwd omdat dit de mogelijkheid op ‘betere’ situaties zou kunnen afsnijden. Doelstelling (4) werd gekozen omdat “uit de ekologie valt af te leiden dat natuurlijk verlopende processen in een gebied als de Waddenzee ‘vanzelf’ leiden tot hoog gewaardeerde ekosystemen”, en doelstelling (5) diende om in noodgevallen te kunnen bijsturen op bedreigde soorten. Er werd afgezien van doelstelling (2) omdat dit in veel gevallen aanzienlijke ingrepen in de bestaande situatie (waterhuishouding, geomorfologie, agrarisch beheer etc.) en hoge kosten met zich mee zal brengen. Aan doelstelling (3) was geen behoefte vanuit het oogpunt van natuurbeheer. De voordelen zouden alleen op het vlak van de visserij, de jacht en wellicht de recreatie kunnen liggen, en verhoging van de voedselrijkdom bracht onzekere en nadelige effecten met zich mee. De doelstelling voor het beheer van de Waddenzee als natuurgebied luidde derhalve in 1984: “Het zoveel mogelijk ongestoord laten verlopen van alle natuurlijke processen die zich in het Waddenzeegebied afspelen, zodat alle strukturen, soorten planten en dieren die van nature in het Waddenzeegebied thuishoren, zich daar kunnen handhaven, ontwikkelen of herstellen, waarbij ondersteunende maatregelen worden getroffen voor bedreigde organismen. Daarbij kunnen op de natuur afgestemde menselijke aktiviteiten worden ingepast”.

    Terug naar het hier en nu. Het streefbeeld van een Rijke Waddenzee van PRW draagt naar mijn mening bij aan een verschuiving in het beheer in de richting van doelstelling (2): Het streven naar een toestand die zo rijk mogelijk is aan biotopen en soorten planten en dieren. Ik zie dat er een verschuiving is ontstaan van ‘ongestoorde natuurlijke processen met ondersteuning voor bedreigde organismen’ naar een door de mens gestuurd natuurbeheer voor de Waddenzee, te vergelijken met wat men doet in een natuurreservaat om een gewenste toestand te bereiken. Er wordt niet langer teruggedeinsd voor grote ingrepen, en hoge kosten zijn ook geen bezwaar want sinds de invoering van het Waddenfonds (2006) zijn er grote geldbedragen beschikbaar die kunnen worden besteed aan natuurherstelmaatregelen. Nu zijn we terug naar waar de schoen wringt: welke keuzes maak je in een natuurherstelprogramma? Ik vind de trits van Firet hierin best wel behoudend en meer passend bij de beheervisie van Wolff dan bij het programma van PRW.

    Martin Baptist
    Marien ecoloog, WUR.

    P.S. Binnen de natuurverkenningen van PBL is destijds ook een uitwerking gemaakt in vier kijkrichtingen voor de mariene natuur, zie http://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/fulltext/189177.

Reacties gesloten.