Upside down*

vrijdag 30 oktober 2020

Ervaar de kracht van de Wadden, het getij, de natuur en de dynamiek. Zomers op het strand, op blote voeten, terwijl de uitgedempte golfslag tegen je aan slaat. Of nu, wanneer herfstluchten en -buien over het gebied trekken en de frisse neus wordt opgehaald. Prachtig vastgelegd in beeld zoals bijvoorbeeld in de film WAD (2018), in ‘Silence of the Tides’ (2020) en op Wereldwad.nl. Dat doet je toch op z’n minst even stil zijn. Mij maakt het nederig.

Voor de één is dit wellicht te prozaïsch en is zijn/haar aanwezigheid simpelweg een gegeven met een achterliggend warm gevoel verbonden te zijn met dit gebied. Voor de ander is een bezoek aan de Wadden juist een hele bewuste keuze. Om te genieten en ‘zen’ te worden van dit gevoelsmatig onberoerde gebied.

systeemniveau

Tot zover deze ‘feel good music’. Het ecologisch systeem van de Wadden staat onder druk. Het behoud van de gebiedskwaliteiten, ook in mondiaal perspectief, is best een zorg. En de economie en daarmee de leefbaarheid in de Wadden is van groot belang. De arena van belangen organiseert zich hierop. Veel vraagstukken worden weliswaar opgepakt, maar blijven ook vaak hangen in hun sectorale domein. En de optelsom van systeemeffecten vindt beperkt, of zelfs niet, plaats. De ‘tragedie van de meent’ loert. Veel hiervan is best begrijpelijk, ook verklaarbaar en historisch vaak wel logisch, maar toch…

Een reflex die we veel zien is dat we op onze vraagstukken nader onderzoek organiseren. Lijvige kennisagenda’s ontvouwen zich. Daar is vanzelfsprekend niets mis mee, kennis is fundamenteel voor tal van doeleinden. Ook ik draai hierin mee. Maar de vraag is wel of dat extra verkregen inzicht leidt tot betere besluiten op juist dit systemische niveau. Hoeveel onderzoek is dan nodig? Wat is precies de goede onderzoeksvraag? Hoeveel tijd neem je hiervoor terwijl je eventuele interventies uitstelt? Wat is goed (genoeg) voor welke beslissing?

Een interessant voorbeeld vind ik zelf het bepalen van de ecologische impact van de toenemende baggeractiviteiten in de Waddenzee ten behoeve van het huidige mobiliteitsnetwerk. Met de (zeer te begrijpen) behoefte zo gedegen mogelijk in beeld te brengen wat dat dan is. Om vervolgens te kunnen bepalen hoeveel ‘koorts’ het systeem heeft. We weten zeker wel wat over de effecten op de complexe onderwaternatuur en haar functie in het voedselweb. Maar ook heel veel (nog) niet (precies).

Wat we wel weten is dat we structureel, in toenemende mate, ingrijpen in een kwetsbaar ecologisch systeem van mondiale betekenis. En dan met name in laag-dynamische gebieden met hoge ecologische waarde en naar verwachting ook nog voor een langere periode. Goed dat we daar meer van willen weten, gewis en zeker. Maar wellicht moeten we dit vraagstuk juist óók vanuit een ander perspectief gaan beschouwen.

lagenmodel

Het lagenmodel uit de wereld van de ruimtelijke ordening biedt wellicht houvast. De mens (bovenliggende occupatielaag) heeft netwerken (netwerklaag) zoals energie en mobiliteit ingericht. Afhankelijk van menselijke keuzes maken die netwerken gebruik van de ondergrond (onderliggende ondergrondlaag: biotisch en abiotisch). Voor het vormgeven van de tussengelegen netwerklaag zien we dat ons menselijk handelen hoofdzakelijk bepalend is. We denken veelal vanuit ‘maakbaarheid’ met voorziene, maar ook onvoorziene consequenties op verschillende tijd- en ruimteschalen. We hanteren een dominant antropoceen perspectief.

Nu weer terug naar onze verbintenis bij het Waddengebied en de kernwaarden van het Werelderfgoed Waddenzee in het bijzonder. Alle drie UNESCO Outstanding Universal Value’s , uitgewerkt in het single integrated managementplan (SIMP), staan op z’n minst op gespannen voet met onze menselijk behoefte. En met de praktijk van ingrijpen in het gebied en met name in de abiotische en biotische ‘ondergrond’. Dat is ergens toch best verwonderend, juist in een Werelderfgoed. Welnu, hier ligt onze ‘omdenk-uitdaging’.

De systeemvraag is mijns inziens niet in hoeverre en voor hoe lang we wél kunnen (blijven) ingrijpen in deze ‘ondergrondlaag’.We zouden juist het lagenmodel in de werking moeten gaan ‘omdraaien’. En daarmee de uitdaging aangaan hoe we een ‘netwerklaag’ kunnen vormgeven naar de ‘ruimte’ die ‘de ondergrond’ ons biedt. Of zoals een collega onlangs treffend zei: ‘Inrichten op wat het systeem je probeert te vertellen’. Ook dan kan je vanzelfsprekend tal van zeer relevante ‘kennisvragen’ formuleren. Maar de benadering zou meer principieel en waardegedreven moeten zijn, met de kernwaarden van de Waddenzee, die allen sterk verbonden zijn met de ‘ondergrondlaag’, als scherp uitgangspunt.

adaptiviteit

Voor wat betreft het vormgeven van het mobiliteitsnetwerk in de Wadden ligt dan de uitdaging op tafel ons te ontwikkelen naar een ‘adaptief mobiliteitssysteem’. En daarmee het dominante perspectief van ‘ingrijpen in’ zoveel als mogelijk om te zetten naar ‘aanpassen aan’ de morfologische en getijdedynamiek en hiermee verbonden ecologische waarden. Waarbij de maatvoering van de geulen en ligging van platen uitgangspunt is voor het design van transportmiddelen. Dit duurzamere perspectief komen we overigens op andere domeinen ook tegen. Bijvoorbeeld van mitigatie naar adaptatie in verziltende kustzones en de beweging naar klimaatadaptatie. Deze benadering is dus niet uniek, maar vraagt wel om omdenken en daarmee lef.
Op naar een adaptief, impactarm en vanzelfsprekend emissieloos mobiliteitsysteem!

gerichte innovatie

Hier doemt een zeer uitdagende gerichte innovatievraag op. Of eigenlijk twee. Kunnen we onze behoeften zo inrichten dat het nu en straks beter past? En hoe kunnen technische innovaties ons daarbij helpen? Hoe kunnen we dit vorm geven? En kan hiermee wellicht ook juist waarde worden toegevoegd, in plaats van met de kernwaarden te strijden? Wellicht roept dit ook de gedachte op dat dat dan dus wel ten koste zal gaan van wat we maatschappelijk (als mens) willen, nodig denken te hebben of wensen. De uitdaging ligt erin te kijken naar wat van die behoeften echt overeind móet blijven. En waar we best wat in kunnen aanpassen. Om op systeemniveau te kunnen verduurzamen en wellicht daarmee nieuwe, ook economische, waarde te ontwikkelen. Hier ligt natuurlijk een relatie met het Donut-denken (Raworth, 2017) en de beweging naar een ‘betekenisvollere economie’. Waarbij de bedoeling, de bereikbaarheid van de Waddeneilanden, blijvend wordt gewaarborgd juist ook voor de langere termijn. De manier waarop, de uitvoering, kan er dan wel eens heel anders uit gaan zien.

Nu u hier eenmaal bent: de lagenbenadering gaat uit van gelijk belang van elke laag, maar houdt wel in dat een onderliggende laag condities stelt aan een bovenliggende. Zeker vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling!

Upside down*) – voor wie het nog weet, een onbeduidend ‘feel good’ hitje van Vanessa ergens in de jaren 80.

 

 

2 Reacties op “Upside down*

  1. wow. mooi verwoord. Helemaal eens. Nog een aanvulling. Je schrijft: “hier doemt een zeer uitdagende gerichte innovatievraag op. Of eigenlijk twee. Kunnen we onze behoeften zo inrichten dat het nu en straks beter past? En hoe kunnen technische innovaties ons daarbij helpen? Hoe kunnen we dit vorm geven?”

    Sociale innovaties lijken me ook wezenlijk (of bedoel je dat met ‘behoeftes anders inrichten?”). Ik denk dan aan andere afspraken en samenwerkingen, bv als het gaat om wisseldagen, bevoorradingslogica, vrachtvervoer. Verhuurders op de eilanden die bezoekers ook ontzorgen op het gebied van mobiliteit (bv door ze met een e-busje op te halen van de veerboot) en bagage thuis op te halen. Er is nog zoveel mogelijk vanuit het perspectief van slimmer organiseren…

  2. Ha Martine,
    Dank voor je reactie! Jazeker, sociale innovaties horen hier zeker bij. Hier liggen m.i. kansen, waarbij het mes inderdaad echt aan meerdere kanten kan snijden: vraagzijde, aanbodzijde, systeemontwerp, inspelen op verschillende behoefte niveaus en extra serviceverlening.

Reacties gesloten.