Opkomende stoffen

vrijdag 13 december 2019

Yannick Kalteren en Jouke Leentjes, studenten Kust- en Zeemanagement op de hogeschool van Hall Larenstein, lopen stage bij Programma naar een Rijke Waddenzee. Zij inventariseren welke weg een aantal “opkomende” stoffen afleggen vanaf de zuiveringsinstallatie tot aan de Waddenzee. De bemonstering is uitgevoerd en de resultaten zijn bekend. In dit weblog vertelt Yannick over hun onderzoek.

Jouke en ik hebben een bureaustudie en veldonderzoek gedaan. In de bureaustudie hebben we ons verdiept in de problematiek van opkomende stoffen en gesproken met allerlei partijen die zich hiermee bezighouden, zoals Rijkswaterstaat en Wetterskip Fryslân. Ook hebben we een longlist gemaakt van opkomende stofgroepen en een shortlist welke opkomende stoffen wij konden onderzoek. Een belangrijk criterium voor de keuze was dat de stoffen meetbaar moesten zijn in het laboratorium van Wetterskyp Fryslân. Voor medicijnresten is gekozen, omdat ze een set van 29 medicijnen kunnen meten, en omdat medicijngebruik naar verwachting zal blijven toenemen. De belangrijkste criteria voor de locatiekeuze waren: dichtbij de grootste bronnen, voor en na rioolwaterzuiveringsinstallaties, tot lozing op de Waddenzee. Het Van Harinxmakanaal wat loopt van Leeuwarden tot Harlingen voldeed aan deze voorwaarden.

Veldwerk

Op één dag in oktober namen we op 5 locaties in het Van Harinxmakanaal monsters: voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in Leeuwarden, net buiten Leeuwarden (uitstromend water Leeuwarden), voor de RWZI Franeker, na de RWZI Franeker en voor de sluizen in Harlingen. Omdat er meerdere monsterflessen per meetpunt genomen moesten worden, was het zaak er voor zorgen dat de monsters uit een gezamenlijke bron kwamen. Dit deden we door een emmer te vullen met het water op elk van de verschillende locaties. Daarna hebben we met dat ene monster in de emmer de benodigde hoeveelheid flesjes gevuld. De emmer uit het water krijgen was soms best nog wel een lastig karwei, omdat een volle emmer aan een stok best wel zwaar is. De monsters zijn ingeleverd bij het Wetterskip Fryslân want zij zijn beheerder van de binnenwateren in Fryslân, en daarmee ook verantwoordelijk voor de waterkwaliteit. De uitkomsten waren anders dan wij op voorhand veronderstelden.

Momentopname

De resultaten zijn een momentopname. Op de monsterlocatie net buiten Leeuwarden waren werkzaamheden voor een nieuwe brug bezig. Het zou hierdoor mogelijk kunnen zijn dat er door bodemberoerende activiteiten van deze werkzaamheden, extra slib van de bodem in de waterkolom terechtkwam en zo het monster beïnvloedde. Ook de periode in het jaar kan van invloed zijn.Dat zou een reden kunnen zijn voor het verschil met de data van het Wetterskip, gebaseerd op onderzoek in het voorjaar (mei) kunnen verklaren. Het onderzoek van het Wetterskip heeft ook plaatsgevonden voor de droge zomers van 2018 en 2019. Ook dit zal invloed gehad kunnen hebben op de resultaten.

Onder de landelijke norm

Van de 29 gemeten medicijnresten waren 27 stoffen onder de landelijke norm, 2 stoffen waren niet gemeten. We gaan nog na bij het Wetterskip Fryslan waarom er geen meetdata van waren. Bij eerdere metingen van het Wetterskip waren deze stoffen namelijk wel boven de landelijke norm. Sommige van de medicijnresten zitten zelfs zo ver onder de norm dat ze ook onder de detectielimiet van de meetapparatuur van het Wetterskip zitten. Een aantal medicijnresten kwamen, in vergelijking met eerdere metingen, in onze monsters minder voor in het Van Harinxmakanaal. Een vooruitgang dus!

Meten is weten

Ons onderzoek was natuurlijk erg beperkt. Door gebruik te maken van bestaande data van Wetterskip Fryslân kunnen we toch iets zeggen over de uitkomsten. Zowel Wetterskip Fryslân als Rijkswaterstaat werken aan steeds betere methoden en technieken rond bemonstering. De moment opname van de bemonsteringen is niet geheel volledig want je kan niet zien wat voor effect de ophoping van medicijnresten heeft. De meetgegevens zouden verbeterd kunnen worden door een manier van “passive sampling” toe te voegen. Hierdoor kun je de ophoping van stoffen in een milieu vaststellen. Want concentraties die in eerste instantie niet hoog lijken kunnen op lange termijn alsnog wel negatieve effecten hebben op marine organismen.

 

KADER

Sinds de invoering van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (WVO) in de jaren ’70 van de vorige eeuw, is er veel verbeterd aan de waterkwaliteit. De puntlozingen van zware metalen en organische stoffen zoals PAK’s en PCB’s door de industrie zijn grotendeels opgelost. Ook zijn deze stoffen opgenomen in het standaard monitoringprogramma (MWTL) van Rijkswaterstaat.Door de mestwetgeving is de bodembelasting met nutrienten geleidelijk verminderd. Met de Kaderrichtlijn Water (KRW) in 2000 kreeg de inrichting van het watersysteem extra aandacht: gradienten tussen nat en droog, zoet en zout, stromend en stilstaand water werden hersteld. Desondanks zijn er nog wel problemen met waterkwaliteit. De hardnekkigheid heeft te maken met diffuse bronnen, hoeveelheid betrokken partijen en afstand tussen veroorzaker en degene die er last van heeft.

De overheid heeft in 2015 met het Deltaplan Waterkwaliteit en zoetwater de ambitie uitgesproken om in 2027 de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) te halen en om aandacht te besteden aan nieuwe stoffen. Dit Deltaplan is complementair aan de huidige stroomgebiedbeheerplannen 2016-2021. Deze beheerplannen richten zich op waterlichamen en een lijst met genormeerde chemische stoffen. Rijkswaterstaat is beheerder van het rijkswater zoals het IJsselmeer en de Waddenzee. De waterschappen beheren de binnenwateren en de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Als uit metingen blijkt dat de KRW-doelen niet tijdig gehaald dreigen te worden dan kunnen in de beheerplannen 2022-2027 aanvullende maatregelen worden geformuleerd.

Waterkwaliteit is meer dan de KRW-doelen. Nieuwe opkomende stoffen – zoals microplastics en restanten van geneesmiddelen – verdienen extra aandacht. In het Nederlandse emissiebeleid wordt onder het begrip opkomende stoffen verstaan: stoffen waarvan concentraties in en schadelijkheid voor het milieu nog niet bekend zijn. Ook zijn nog geen normen en richtlijnen voor emissiebeperking of uitfasering vastgesteld en ontbreekt overzicht en inzicht in het aantal geïdentificeerde stoffen. Er vindt wel onderzoek naar de risico’s voor waterkwaliteit en drinkwater is noodzakelijk. Op basis hiervan worden (soms voorlopige) normen vastgesteld en zuiveringstechnieken ontwikkeld.